donderdag 20 februari 2014

Recensie: Mr Finney en het raadsel in de bomen - Laurentien van Oranje & Sieb Posthuma


Voor kinderen vanaf 4 jaar
Mr Finney en het raadsel in de bomen is het 3e boek in de Queridoreeks over Mr Finney. Mr Finney is een vis die woont aan de rand van een bos. Hij is goed bevriend (of misschien wel stiekem verliefd) op een klein meisje in roze kleertjes dat Pinky Pepper heet. In Mr Finney en het raadsel in de bomen merkt Mr Finney op dat de eekhoorn die in zijn tuin woont wel erg veel beukennootjes verzameld heeft. Bijna gelijktijdig met deze ontdekking krijgt hij een brief van de eekhoorns die in het bos wonen. Ze willen hem dringend spreken. Pinky Pepper komt ook nog uit de lucht vallen (letterlijk). Uit het gesprek met de andere eekhoorns blijkt dat de buurman-eekhoorn van Mr Finney alle beukennootjes van het bos verzameld heeft. Nu hebben de andere eekhoorns geen eten meer. Ze zijn erg boos op buurman-eekhoorn, maar Mr Finney en zijn roze vriendinnetje weten de dreigende ruzie uit te praten. Het boek eindigt met een groot feest.






Wat een mooi verhaal zou kunnen zijn over vriendschap en delen, wordt in mijn ogen echter volledig verstoord door het eindeloos herhalen van "goede levenslessen". Op een paar bladzijden tijd krijgt de (voor)lezer slagzinnen naar het hoofd geslingerd als 'als je deelt, krijg je meer', 'klagen heeft geen zin. Of je lost iets op, of je houdt je mond' of 'het helpt niet dat ik zoveel verzamel, want ik voel me nog steeds alleen'. En passant worden we gewaarschuwd voor de gevaren van bliksem ('als er onweer is, zal ik maar niet in een plas gaan staan!') en honger ('er zijn plekken waar niemand iets te eten heeft. Op sommige plekken vechten ze zelfs om eten'). Het ligt er allemaal zo dik bovenop, dat het echte verhaal over een eekhoorn die leert delen en zo vrienden maakt, quasi vergeten wordt. Er blijft enkel een hoop didactisch goedbedoeld gepreek over. Wanneer Pinky Pepper op één van de laatste bladzijden ook nog eens begint over het verdwijnen van bossen, is het kalf helemaal verdronken. Eens het boek sluit, bleef ik met een honger zitten. Want wat is dat "raadsel in de bomen" nu eigenlijk? Ik heb er geen antwoord op kunnen verzinnen.

Erg jammer, want ik kwam ook enkele zaken tegen die getuigen van Laurentien van Oranjes liefde voor de taal. Zo bevindt Pinky Pepper zich tussen de "gefrummelde blaadjes" (waarom bestaat dit woord nog niet?) en kan ze overal naartoe door te "glimpsen" (korte afstandjes afleggen aan een enorme snelheid). Ook Sieb Posthuma heeft zijn talent aangewend om van dit boek een succes te maken. Wat hij hier verwezenlijkt met potlood en waterverf is soms echt indrukwekkend. De tekeningen in het begin van het boek zijn zeer eenvoudig (misschien zelfs een beetje te), maar dit maakt hij goed door de prachtige prent op de laatste bladzijde, waarop Mr Finney en Pinky Pepper genieten van een nachtelijk babbeltje onder een prachtige sterrenhemel. Posthuma heeft een goed gevoel voor kleur, wat het meest tot zijn recht komt in de tekeningen van het bos en de boomhutten van de eekhoorns.

Kortom: een gemiste kans. Een mooi verhaal, ondergesneeuwd door het didactisch wijsvingertje van de auteur. Gelukkig kan de (voor)lezer genieten van enkele raak gekozen woorden en een paar boeiende prenten.

Recensie: Het hondje dat Nino niet had - Edward Van de Vendel & Anton Van Hertbruggen


Fantasie dat doet fantaseren
Voor kindjes vanaf 4 jaar


'Nino had een hondje dat hij niet had.' Zo begint het laatst verschenen prentenboek van gevestigd kinderboekenauteur Edward Van de Vendel, dit keer geïllustreerd door de waanzinnig getalenteerde debutant Anton Van Hertbruggen. Nino heeft een hondje dat geen echt hondje is, maar leeft in zijn fantasie. Dit hondje durft alles wat Nino niet durft en weet alles wat Nino niet weet. Dit geeft Nino alle kracht die hij nodig heeft om een gelukkig jongetje te zijn, ook in situaties waarin dit niet zo vanzelfsprekend is. Maar dan krijgt Nino plots een écht hondje. Zal zijn wereld nog hetzelfde zijn? Het blijkt geen probleem voor een kleine jongen met een drukke dierentuin in zijn hoofd…

Van de Vendel gebruikt graag dieren in zijn boeken. Ze zorgen voor een opstapje naar een andere, hogere dimensie die ervoor zorgt dat je het boek wel meer dan één keer moet lezen. Nino haalt troost uit zijn ingebeelde hondje: het is is alles wat hij zelf niet is. Zal hij nog wel kunnen fantaseren van zodra het tweede, échte hondje er is? Sterker, zal hij dit nog wel durven? Uiteindelijk blijkt de oplossing opnieuw in de fantasie te liggen, zonder de werkelijkheid daarmee onrecht aan te doen. De kracht van het boek van Van de Vendel ligt echter vooral in de eenvoud van zijn taal: zijn simpele zinnen zijn gemakkelijk te begrijpen voor jonge kinderen en gewoonweg ontroerend voor de (voor)lezende volwassene. De gevoelens van Nino zijn impliciet gehouden, zodat het boek niet te donker wordt voor de jongste lezertjes. Lof voor Van de Vendel, die met dit prentenboek een pilaar onder zijn oeuvre bijvoegt. Een klassieker in wording.
 


 

Het hondje dat Nino niet had zou echter maar half zo geslaagd zijn, als de jonge tekenaar Anton Van Hertbruggen de illustraties niet verzorgd had. De eenzaamheid waar Nino mee kampt door de afwezigheid van zijn vader, wordt prachtig weergegeven in de donkere en dynamische penseelstreken. Het hondje dat Nino niet heeft, is getekend in potloodlijnen: het is aanwezig en toch weer niet. Van Hertbruggen creëert boslandschappen die naar adem doen happen en doen denken aan Canadese wouden of Scandinavische bergtochten. De veilige wereld in Nino's hoofd contrasteert met de wijde wereld die buiten de fantasie ligt. En toch laat het boek je op die manier zelf ook wegdromen en omhult het je opnieuw met de veiligheid van de fantasie.

 

De eenvoud van Van de Vendels tekst wordt hierdoor een uitnodiging om verder te kijken dan wat de eerste aanblik ons biedt: het wakkert onze eigen fantasie aan en laat ons mee dierentuinen dromen met de kleine jongen Nino. Kortom: een fantastisch samenspel van Edward Van de Vendel en Anton Van Hertbruggen, de auteur en illustrator zonder wie wij Nino niet hadden.

Recensie: Kerstfeest in het dierenbos - Joachim Krause


Voor kindjes vanaf 2 jaar
De befaamde kinderboekenauteur en -illustrator Richard Scarry (1919-1994) mag dan al twintig jaar overleden zijn, zijn erfenis is springlevend. Dit bleek al uit eerdere zoekboeken van Joachim Krause, zoals Waar is de kleine dino?. Krause neemt de antropomorfe dierenwereld van Scarry over, maar plaatst zijn eigen dieren in zijn eigen fantasiewereld. Het effect van deze truc is echter hetzelfde: Kerstfeest in het dierenbos weet de kinderen elke pagina opnieuw aan te trekken met nieuwe grapjes en leuke verhaaltjes. Zoals de titel al aankondigt, vieren de dieren van het bos Kerstmis. Dit grote feest gaat uiteraard gepaard met heel wat voorbereidingen.
Deze voorbereidingen zijn mooi verbeeld in wervelende prenten waarop alle dieren door elkaar lopen. Hun activiteiten zijn erg herkenbaar: kerstkoekjes bakken, de boom versieren, pakjes zoeken, naar de kerstmarkt gaan … Je wordt met de grootste stereotypen om de oren geslagen, maar het werkt wel: ik kreeg een instant kerstgevoel. De bedoeling van het boek is om peuters en kleuters te laten zoeken naar de verhaaltjes achter iedere prent, waarvoor je een aanzet krijgt in de tekst. Zo word je bijvoorbeeld aangespoord om te zoeken wie er een suikerspin eet op de kerstmarkt, wie er op de draaimolen zit en wie er mooie kaarsen verkoopt. Alle figuren ontmoeten we meerdere keren, maar de belangrijkste figuur is de befaamde eland die op iedere pagina voorkomt en zich goed verstopt heeft. Gezien de eenvoud van de prenten en de gemakkelijke zoekopdrachten, is het boek het best geschikt voor kinderen vanaf drie jaar – het dikke karton is dan ook uitstekend voorzien op grijpgrage handjes.
 
De illustraties zijn perfect voor kleintjes van deze leeftijd: kleurrijk, met grappige details en eenvoudige, herkenbare figuren. Op elke vierkante centimeter van de bladzijde valt wel iets te beleven. Er worden sneeuwballen gegooid, de dieren zitten op een draaimolen of maken samen kerstversiering. Ook minder leuke situaties komen aan bod: zo berispt de auteur één van zijn eigen personages: 'Jij daar, Felix Vos, niet je zusje plagen!' of zien we hoe een arme bever een standje krijgt van zijn juf nadat hij per ongeluk aan de kerstversiering geknaagd heeft. De stijl van de tekeningen is het best te omschrijven als een mix van Richard Scarry en Dorothy Wall. Zeker Meneer Worm zou een tweelingbroer van een van Scarrys personages kunnen zijn, en de kraanvogels doen dan weer erg denken aan Miss Magpie, de lerares van Blinky Bill.
De voorlezer beveel ik graag aan om niet te lang bij de korte tekstjes te blijven stilstaan. Je kunt je beter ook niet beperken tot de bescheiden vragen als 'Heb je de sneeuwman al gezien?'. Er valt immers zoveel te beleven op de prenten zelf, dat dit soort vragen maar pover oogt. Het is dan ook aan te raden om je eigen fantasie te gebruiken bij dit boek. Hier heeft Krause de boot gemist: waar Richard Scarry de lezer kon prikkelen en uitdagen, houdt het in dit boek op bij de suggesties in de tekst. Kerstmis in het dierenbos baart hierdoor geen opzien, maar getuigt wel van het talent van Krause en doet me uitkijken naar zijn volgende project.